Wat betreft economische groei en ontwikkeling van de werkloosheid heeft de Nederlandse economie het sinds 1973 slechter gedaan dan andere OECD-landen. Op de vraag naar de oorzaken van die slechte prestatie zijn in het verleden uiteenlopende antwoorden gegeven door o.m. Bomhoff en Clavaux. Ook zijn er diverse wegen aangegeven om op te rukken naar een betere positie. In dit artikel presenteren de auteurs de resultaten van een internationale doorsnee-analyse om de verschillen in economisch succes tussen landen met behulp van een (...) eenvoudig neo-klassiek macro-economisch model te verklaren. Dit biedt de mogelijkheid om te traceren wat de rol van de exportgroei, de groei van de bevolking, de wisselkoers, de verhouding tussen de binnenlandse en de buitenlandse prijsontwikkeling en de investeringsquote voor verschillen in economische ontwikkeling is geweest. Vooral de uitvoer gecorrigeerd voor de omvang van de bevolking, de investeringsquote en de nominale wisselkoers komen als belangrijke verklarende variabelen naar voren. Op grond van hun analyse komen de auteurs tot de conclusie dat een beleid gericht op het verbeteren van de Nederlandse economische prestatie op lange termijn zich vooral zou moeten concentreren op het benutten van exportkansen en op een hoog investeringsniveau ter bevordering van technologische vernieuwing en daarmee verbetering van de concurrentiepositie. Daarbij moet worden voorkomen dat revaluatie van de gulden het exporteffect teniet doet. (shrink)

This document presents the Bonn PRINTEGER Consensus Statement: Working with Research Integrity—Guidance for research performing organisations. The aim of the statement is to complement existing instruments by focusing specifically on institutional responsibilities for strengthening integrity. It takes into account the daily challenges and organisational contexts of most researchers. The statement intends to make research integrity challenges recognisable from the work-floor perspective, providing concrete advice on organisational measures to strengthen integrity. The statement, which was concluded February 7th 2018, provides guidance on (...) the following key issues: § 1.Providing information about research integrity § 2.Providing education, training and mentoring § 3.Strengthening a research integrity culture § 4.Facilitating open dialogue § 5.Wise incentive management § 6.Implementing quality assurance procedures § 7.Improving the work environment and work satisfaction § 8.Increasing transparency of misconduct cases § 9.Opening up research § 10.Implementing safe and effective whistle-blowing channels § 11.Protecting the alleged perpetrators § 12.Establishing a research integrity committee and appointing an ombudsperson § 13.Making explicit the applicable standards for research integrity. (shrink)

Proceedings of Philosophical Festival Drift 2014. Theme: Under Influence. Includes lectures by Katrien Schaubroeck, Philippe Descola, Markus Gabriel, Ray Brassier, Francesco Berto, Henk Oosterling, and Tomáš Sedlácek (among others). Lectures are in Dutch or English.

Epistemic pluralists in the philosophy of science often argue that different epistemic perspectives in science are equally warranted. Sandra Mitchell – with her Integrative Pluralism (IP) – has notably advocated for this kind of epistemic pluralism. A problem arises for Mitchell however because she also wants to be an epistemological pluralist. She claims that, not only are different epistemic perspectives in science equally warranted in different contexts, but different understandings of these epistemic perspectives in science are also equally warranted in (...) different contexts. The problem is that Mitchell argues that her understanding of epistemic perspectives in science (IP) is the correct one, and it is dilemmic to then claim that there is more than one such understanding. As solution, I suggest that we abandon epistemological pluralism and instead follow Feyerabend in being opportunistic pluralists. We can adopt pluralism as a short-term strategy in the pursuit of a long-term unitary goal. This unitary goal is what philosophers of understanding call objectual understanding, the kind of understanding that Integrative Pluralism tacitly aspires to anyway. (shrink)

Dit werkstuk betrekt zich op de vraag of de de facto legitimiteit van Knoet de Grote als koning van Angelsaksisch Engeland, te verklaren is aan de hand van de theorieën over legitimiteit zoals gepostuleerd door Maximilian Carl Emil Weber (1864—1920). Bestaande literatuur over Knoet de Grote zijn troonsbestijging, zoals dat van vooraanstaand 19e-eeuws historicus Edward Augustus Freeman, zou een ‘geromantiseerd’ beeld hebben geschetst van de kwestie. Dit werkstuk zal kijken of dit beeld, aan de hand van Webers theorie over waar (...) legitimiteit in gegrond kan zijn, ten eerste terecht te noemen is en, ten tweede, of het Knoets status als legitiem vorst van het ‘Angelsaksische’ volk goed kan verklaren. (shrink)

In dit hoofdstuk presenteer ik de belangrijkste bevindingen en uitspraken uit mijn diepte-interviews met de respondenten. Ik geef hiermee antwoord op de deelvragen ‘Wat voor beeld wordt er gevormd in Nederlandse kranten over geweldpleging door de Staat in Nederlands-Indië?’, ‘Welk beeld in Nederlandse kranten is exemplarisch voor positieve of negatieve berichtgeving over geweldpleging door de Staat in Nederlands-Indië?’, ‘Wat zijn de belangrijkste reacties geweest van media, Staat of andere betrokkenen op de berichtgeving in kranten over Nederlandse oorlogsmisdaden in Indië?’ en (...) ‘Hoe kijken representatoren voor media, Staat, betrokkenen en/of nabestaanden zelf aan tegen de beeldvorming over de misdragingen in Nederlands-Indië?’ De vijf geïnterviewde experts hebben zich uiteraard uitgelaten over beeldvorming in Nederlandse kranten over verschillende perioden. Ik heb de paragrafen daar voor het gemak tevens chronologisch naar ingedeeld. (shrink)

Lo scritto costituisce un primo saggio preparatorio (redatto in forma di dialogo a quattro voci) di un volume consacrato al pensiero di Eraclito. In esso, si indaga il senso greco iniziale della parola "logos", quale dizione fondamentale della grecità.

Quantum leaps happen in texts, too. This reading of the role of the quantum leap in Karen Barad's agential realism is necessary, because arguing that the diffractive reading strategy proposed by Barad's ethico-onto-epistemology mirrors the physical phenomenon of diffraction would indeed be representationalist. Reviewing how Barad—in her own oeuvre—has transformed diffraction into an innovative reading methodology that could not only potentially challenge the epistemological underpinnings of the canonization process that is at work in feminist theory, but could also radically change (...) the canonization practice of feminist oeuvres itself, our article embarks on a detailed examination of the ways in which the oeuvres of Simone de Beauvoir and Luce Irigaray have been mistakenly categorized and canonized in a hierarchical and Oedipalized manner. This conflict-based narrative has not only paralyzed the oeuvres of Irigaray and Beauvoir, but also has had a negative impact on the canonization of sexual difference philosophy as a whole in feminist theory. By (re)reading the oeuvres diffractively, this article brings the feminist philosophies of Beauvoir and Irigaray together by invalidating the idea that the feminist canonization process always has to run along the lines of discontinuity, Oedipalization and dialectization. (shrink)

Durch genomweite Analysen werden vielfältige gesundheitsrelevante Informationen über eine Person gewonnen. Solche Informationen können die Behandlung von Krankheiten verbessern. Sie ermöglichen aber auch Vorhersagen, ob eine Person und deren Verwandte in Zukunft möglicherweise erkranken werden. Der neuartige Charakter des Informationseingriffs und sein prädiktive Potential bedürfen der ethischen, juristischen und ökonomischen Reflexion, damit diese Technologie zum Wohl der Patienten, der Familienangehörigen und der Solidargemeinschaft eingesetzt werden kann. Die vorliegende Schrift leistet mit ihren interdisziplinären, vom BMBF finanzierten Analysen dazu einen Beitrag. Grundlagen (...) für einen ethisch und juristisch verantwortbaren Einsatz der Genomsequenzierung zu medizinischen Zwecken werden erörtert und Eckpunkte für Kostenanalysen sowie Elemente einer “Guten klinischen Praxis” präsentiert. (shrink)

The tragic philosophy of Nietzsche was conceived in his first book: that famous essay The Birth of Tragedy from the Spirit of Music [Die Geburt der Tragödie aus dem Geiste der Musik] published in 1872. In this paper we will approach the intimate relation between greek Art and greek Religions from a philosophical aesthetical point of view, reflecting how the tragic reconciliation of the dionysiac phenomenon would have promoted, according to Nietzsche, a time of great artistic sensibility and relative balance (...) of the political life for the greeks, by creating a permanent tension between the impulse of individuation and the impulse of denial of individuation. (shrink)

Der interdisziplinär ausgerichtete Band zielt nicht auf die Korrektur oder Ergänzung des herrschenden ökonomischen Paradigmas. Vielmehr gilt es neu zu bestimmen, was ökonomisches Wissen, was seine Quellen und Methoden sein sollen. Wie lässt sich eine solche Neubestimmung im Rückgang auf Werke der Dichtung und Kunst gewinnen? Welche fruchtbaren Impulse können aus interkulturellen Aspekten hervorgehen? Sind klassische philosophische Positionen überhaupt noch relevant für aktuelle ökonomische Problemstellungen und, wenn ja, in welcher Weise? Somit wird die weithin bestehende Akzeptanz, mit der jenem Paradigma (...) und dem Problem seines Wirklichkeitsbezugs begegnet wird, in Frage gestellt. (shrink)

This study sheds light on Gadamer’s hermeneutical thought by means of an analysis of the fundamental concept “image” (Bild). The central hypothesis of this study consists in regarding Gadamer’s philosophy as a defense of an holistic model for human sciences, which can be regarded in opposition to an atomistic model. Whereas atomism states that social phenomena should be reduced to singular actions, holism claims that there are substantial or ontological differences between individual and social phenomena or facts. Thus, the concept (...) of aesthetic image enables us to understand the way how the meaning of human experience is constituted holistically. The structures of Fürsichsein and reference (Struktur der Verweisung) demonstrate the holistic character of the image. (shrink)

Max Scheler apresentou sua formulação sobre o problema do livre arbítrio no opúsculo Phänomenologie und Metaphysik der Freiheit, de 1912- 1914, publicado em Gesammelte Werke, Band X. No presente capítulo, esta compreensão é apresentada de maneira resumida e, em seguida, apreciada à luz do debate contemporâneo entre o compatibilismo e o incompatibilismo. Ao fim, se pretende justificar a hipótese de que a posição scheleriana neste debate seria em favor do incompatibilismo libertarianista.

Kant’s Refutation targets what he calls the problematic idealist. This is understood by the mainstream of Kantian scholarship as the global skeptic that Descartes briefly adumbrated in his first Meditation. The widespread view in the literature is that the fate of the Refutation is tied to its success as an argument against this Cartesian global skepticism. This consensus is what I want to question in this paper. I argue that Kant’s opponent – the problematic idealist – is not the Cartesian (...) global skeptic but rather what I prefer to call here the Cartesian problematic external-world idealist. According to Cartesian global skepticism, we cannot know whether our commonsensical beliefs are true until we rule out that the skeptical hypotheses are false. In contrast, the Cartesian external-world idealist sees as problematic the assumption that the underlying nature of outer things of which we have ideas is mind-independent rather than caused by our own thinking. My aim here is to disentangle Cartesian global skepticism from Cartesian problematic external-word idealism and show that, if measured against global skepticism, Kant’s Refutation is doomed to fail, while against problematic idealism, it is at least a promising argument. (shrink)

Was meint die moderne Wirtschaftswissenschaft, wenn sie von Zukunft redet und Künftiges vorhersagt? Wohin greift sie aus, wenn sie die Zukunft für den Menschen sichern oder offen halten will? Wie ist so etwas wie Zukunft in jener Epoche – dem Griechentum – erfahren und gedacht, in der zuerst die Möglichkeit einer Theoriebildung aufkam und also der Grund für ein Wissen von der Zukunft gelegt wurde? Der vorliegende Band versammelt die Beiträge zu zwei in den Jahren 2013 und 2014 an der (...) Freien Universität Bozen abgehaltenen Kolloquien zum Thema des Verhältnisses von Ökonomie und Zukunft. Die Absicht der Kolloquien wie auch dieser Publikation ist, auf das Fragwürdige jenes Verhältnisses hinzuweisen. In dieser Absicht verlieren die Begriffe „Ökonomie“ und „Zukunft“ ihre Eindeutigkeit und werden ihrerseits fragwürdig. (shrink)

Das Buch stellt den ersten Teil eines mehrbändigen Sammelwerkes dar, in dem von Philosophen sowie klassischen und modernen Philologen Beiträge zur ethischen Ökonomie und ihrer Geschichte zusammengeführt sind. Es gliedert sich in zwei Teile. Der erste Teil – „Philosophische Quellen“ – enthält Studien zur ökonomischen Dimension im Denken Heraklits, Platons, der Stoa, Thomas von Aquins, Ockhams, Kants, Nietzsches, Thoreaus, Simone Weils; der zweite Teil – „Dichterische Quellen“ – versammelt entsprechende Untersuchungen zu Aischylos, zur Augusteischen Dichtung, zu Shakespeare, Ramuz, Pound und (...) Cummings. (shrink)

Dieser Band stellt die erste Fortsetzung der 2013 begonnenen Publikation zur „Wirtlichen Ökonomie“ dar. Er dient der sich fortsetzenden Frage nach der Wirtlichkeit. Zu dieser Frage gehört es, das Ökonomische aus einer notwendig gewordenen Zurückhaltung gegenüber dem methodischen Vorgriff der modernen Wirtschaftswissenschaften zu denken. Die Zurückhaltung verleiht, indem sie den Fragebereich der Wirtlichkeit eröffnet, den hier versammelten Beiträgen ihren wahren Zusammenhang.

W niniejszym tekście autorka podjęła próbę analizy początku, jako jedynej opublikowanej do tej pory części, zapowiadanej przez Roberta Schindla powieści Der Kalte. Chodziło m. in. o odnalezienie odniesień do wcześniejszych utworów Roberta Schindla, w szczególności zaś do opublikowanej w roku 1992 i przeniesionej na ekran w roku 2001 powieści Gebürtig. Z jednej strony zwrócono uwagę na symbolikę „zimna”, obecną w obu utworach, z drugiej strony na tematykę rozliczenia z narodowosocjalistyczną przeszłością Austrii. W artykule wskazano również na nawiązania w Der Kalte (...) do wcześniejszych tradycji literackich, w tym przypadku do użytej dla wyrażenia własnych treści tradycji romantyzmu. (shrink)

First I argue that the prohibition of linguistic self-reference as a solution to the antinomy problem contains a pragmatic contradiction and is thus not only too restrictive, but just inconsistent (chap.1). Furthermore, the possibilities of non-restrictive strategies for antinomy avoidance are discussed, whereby the explicit inclusion of the – pragmatically presuposed – consistency requirement proves to be the optimal strategy (chap.2). The central question here is that about the actual reason for antinomic structures. It turns out to be a form (...) of negative self-conditioning (chap.3). This makes it necessary to clarify the status of negative concepts (chap.4). The generalization of these considerations (chap.5) leads to the actual analysis of the antinomic basic structure (chap.6): Decisively for the pragmatics of the concept is that it positively owns a meaning, so that positivity is always constituted by the concept qua concept. Thus a negative concept is characterized by a fundamental ambivalence: From a semantic point of view it has negative character, in its pragmatic status as a concept, however, it has positive character. If the meaning is especially that of a negative self-reference, the ambivalence leads to the antinomic constellation of a negative self-condition – that is the crux of the matter here! The concept thus possesses the property defined by it exactly when it does not possess it and vice versa. A closer analysis shows that the function of reflective structures for the occurrence of antinomies has to be judged much more differentiated than previous opinions suggest. Not only are four forms of reflectivity to be distinguished in this context – ontic, semantic, pragmatic reflectivity, and especially the form of negative self-condition; but it is also apparent that these are intertwined with each other in a way that is difficult to be understood. The astonishing variety of relationships associated with this makes the irritation that has always emanated from the antinomy problem appear more comprehensible. In the developed pragmatic perspective furtheron parallels to the structure of self-consciousness become visible (chap.7). I conclude with considerations about the significance of the antinomic structure for the problem of dialectics, especially for the synthesis formation of mutually exclusive terms (chap.8). ---------- Zunächst wird gezeigt, dass das Verbot sprachlicher Selbstreferenz als Lösung des Antinomienproblems einen pragmatischen Widerspruch enthält und damit nicht nur zu restriktiv, sondern geradezu inkonsistent ist (Kap.1). Ferner werden Möglichkeiten nicht-restriktiver Strategien zur Antinomienvermeidung diskutiert, wobei sich die explizite Einbindung der – pragmatisch präsupponierten – Konsistenzforderung als optimale Strategie erweist (Kap.2). Zentral ist hier die Frage nach dem eigentlichen Grund antinomischer Strukturen. Er erweist sich als eine Form von negativer Selbst-Bedingung (Kap.3). Dies nötigt zu einer Klärung des Status negativer Begriffe (Kap.4). Die Verallgemeinerung dieser Überlegungen (Kap.5) leitet über zur eigentlichen Analyse der antinomischen Grundstruktur (Kap.6): Entscheidend zur Pragmatik des Begriffs gehört, dass ihm eine Bedeutung positiv zukommt, sodass durch den Begriff qua Begriff stets auch Positivität konstituiert ist. Dadurch ist ein negativer Begriff durch eine prinzipielle Ambivalenz gekennzeichnet: In semantischer Hinsicht hat er negativen Charakter, in seinem pragmatischen Status als Begriff hingegen positiven Charakter. Ist die Bedeutung insbesondere die eines negativen Selbstbezugs, führt die Ambivalenz zur antinomischen Konstellation einer negativen Selbst-Bedingung – das ist hier der springende Punkt! Der Begriff besitzt so die durch ihn definierte Eigenschaft genau dann, wenn er sie nicht besitzt und umgekehrt. Die nähere Analyse zeigt, dass hierbei die Funktion reflexiver Strukturen für das Auftreten von Antinomien weitaus differenzierter zu beurteilen ist, als bisherige Auffassungen nahelegen. Nicht nur dass in diesem Kontext vier Formen von Reflexivität – ontische, semantische, pragmatische Reflexivität und insbesondere auch die Form negativer Selbstbedingung – unterschieden werden müssen; es zeigt sich auch, dass diese in schwer durchschaubarer Weise ineinander verschränkt sind. Die damit verbundene erstaunliche Beziehungsvielfalt läßt die Irritation, die seit je vom Antinomienproblem ausging, begreiflicher erscheinen. In der entwickelten pragmatischen Perspektive werden ferner Parallelen zur Struktur von Selbstbewußtsein sichtbar (Kap.7). Ich schließe mit Überlegungen zur Bedeutung der antinomischen Struktur für das Problem der Dialektik, insbesondere zur Synthesebildung einander ausschließender Bestimmungen (Kap.8). (shrink)

Soweit Engels' Position zum Geltungsanspruch der Naturwissenschaften seiner Zeit aus diesen Texten hervorgeht, kann man sie kaum als konsistent bezeichnen. Erkenntnisse, an deren Gewissheit in der Naturforschung der zweiten Hälfte des 19. Jahrhunderts nicht ernsthaft gezweifelt wurde, werden von ihm teils umstandslos übernommen, teils aber auch einer geltungskrltischen Analyse unterzogen. In weitgehender Unahängigkeit von seinen weltanschaulichen Ambitionen kommt Engels über die Untersuchung der Struktur naturwissenschaftlicher Erkenntnisprozesse zu einer bisher erst wenig beachteten und seiner Zeit vorauseilenden Einsicht in die relativen Geltungsbedingungen (...) des experimentell erzeugten Wissens. Die widersprüchliche Form,in der er seine heute noch sehr aktuelle Kritik am Wahrheitsanspruch der Naturwissenschaften vorträgt, ist der damaligen Umbruchssituation dieser Disziplinen geschuldet und gibt seinem Werk ein hohes Mass an Authentizität. In Anlehnung an Engels' Klassifizierung der Wissenschaften sollen hier die wichtigsten geltungskritischen Ansätze rekonstruiert werden. In dieser Perspektive, die seine Skepsis gegenüber den naturwissenschaftlichen Erkenntnisleistungen hervortreten lässt, erscheint die von ihm behauptete ausgezeichnete Geltung der Dialektik in einem neuen Licht: Sie ist nicht mehr die immer schon vorausgesetzte Grundannahme seiner wissenschafts- und naturtheoretischen Auffassungen, sondern Reaktion auf einen Relativismus, der aus der Reflexion über die Entwicklung der Naturforschung unabweisbar zu folgen scheint und jedes Streben nach einem wissenschaftlich fundierten, einheitlichen Naturbild zunichte macht. (shrink)

According to the prevailing opinion, the classical formulation of the principle of the sovereignty of the people is found in Rousseau. Against that view, this article argues that Marsilius of Padua and Locke should be regarded as earlier pioneers and important forerunners of this principle. To demonstrate this thesis, the paper examines Marsilius’s conception of the “human legislator” and Locke’s ideas on legislation, representation, and on the limitation of the legislative power. Though Locke excludes the majority of the people from (...) the right to be represented in the legislative power, his concept of this “supreme power” is progressive compared to the conceptions of “sovereignty” found in Bodin and Hobbes. Even for Rousseau, women are still excluded from the sovereignty of the people. This is a strong argument to include Locke and Marsilius in the history of the idea of the sovereignty of the people. (shrink)

Th e lecture elucidates and compares Johannes Volkelt’s and Heinrich Rickert’s positions on the problem of metaphysics. It comes to a reference of views representative of the metaphysical approach of early neo-Kantian Johannes Volkelt to representative of Baden School of late New-Kantian, Heinrich Rickert. In the lecture I would like to make the reconstruction and the analysis of philosophies of Volkelt and Rickert in the context of the problem of metaphysics. Th e object is the content, premises and consequences of (...) their philosophy in comparison to New-Kantian and other philosophy. Th e basis for the reconstruction is their expressions in their various writings. Th e purpose is the analysis of the transformation of western metaphysics and their infl uence on the contemporary thinking about the world. (shrink)

Seele kommt zweifellos schon ‚höheren‘ Tieren zu, die als solche über phänomenale Wahrnehmung verfügen. Als aufschlussreich erweist sich der kontrastierende Vergleich von Tier und Roboter: Was hat das Tier, was der Roboter nicht hat? Schlüsselfunktion kommt hier Hegels Deutung zu, die als eine Phänomenologie der ‚animalischen Seele‘ angesprochen werden kann. Sein Diktum ‚Nur ein Lebendiges fühlt Mangel‘ verweist auf das alles Organische durchwaltende Prinzip Selbsterhaltung als Grund des Seelischen: Alles, was das Tier wahrnimmt, hat dadurch existentiellen Sinn, Selbsterhaltungs-Sinn. Zugleich wird (...) deutlich, dass die Roboter-Wahrneh- mung nicht zur Sinn-Konstitution befähigt, sondern durch Sinn-Demenz charakterisiert ist. Konkret-systemtheoretisch wird die Sinnbezogenheit des Tiersubjekts hier als Emergenzphänomen desjenigen Systems gedeutet, das durch die Kooperative von Wahrnehmung, Bewertung und Verhalten (Perc-Eval-Act-System) konstituiert wird. In dieser emergentistischen Perspektive gibt es so gleichsam den Dualismus des ‚bloß Physischen‘ und des Ideell-Seelischen, der im Hinblick auf die insgesamt physische Basis zugleich ein Monismus ist. (shrink)

Heutige Sprache besteht aus versteinerten Formen, denen zu widersprechen für die meisten Menschen widersinnig erscheint. In diesem Empfinden des Widersinns im Widersprechen manifestiert sich psychischer Widerstand, der überwunden werden muß, indem er für alle, die davon betroffen sind, bewußt gemacht wird. Weil die Bewußtwerdung abgewehrter Inhalte ein Vorgang ist, der im Verlauf psychoanalytischer Behandlung oder Selbstbefragung bzw. Selbstinfragestellung zustande kommt, versuche ich die wesentlichen Ursachen für psychischen Widerstand aufzuzeigen.

Limits of the Conversation about Forms. Types of Knowledge and Necessity of Forms in Plato's "Parmenides". - Forms (ideas) are among the things that Plato is serious about. But about these things he says in his "Seventh Letter": "There neither is nor ever will be a treatise of mine on the subject." (341c, transl. J. Harward). Plato's statement suggests the question, why one does not and never can do justice to the Platonic forms by means of a written text about (...) the forms. Another big question of Plato research is whether the conversations documented in the Platonic dialogues are also affected by this verdict. This paper aims to provide, as far as possible, newly substantiated answers to these two questions. To this end, the systematic limits of the discussion about forms, which are particularly evident in Plato's dialogue "Parmenides", are examined in eight steps: First, two types of knowledge are presented that play an important systematic role in Plato's philosophy with regard to the limits of conversation: knowledge-how (practical knowledge) and knowledge-that (propositional knowledge) (I). Then the Socratic model of these two types of knowledge is interpreted, which is drafted in the tenth book of the "Republic". This model uses the example of bridle, bridlemaker and rider to explain the primacy of practical knowledge and the limits of propositional knowledge (II). Subsequently, it will be shown how the dialogues "Republic" and "Parmenides" are connected with each other in content and form (III). The gradation of the two types of knowledge, which is indicated by the motifs of the bridle and the horse on the image level of the "Parmenides", proves to be the structure that systematically underlies the structure of the entire dialogue (IV). It also makes clear why the conversation about the forms in the first part of the "Parmenides" has to fail (V). The assumption that the two parts of the "Parmenides" express two different types of knowledge in dealing with forms is supported by the results of a logical analysis of the last defence of the acceptance of forms (135b-c). This analysis shows why, for reasons of principle, it is impossible to speak adequately about forms (VI). Forms have the function of being presuppositions of 'talking about something'. Thus forms are always presupposed in conversation when one talks about them, and thus elude appropriate discussion in conversation (VII). That this is not only a methodical insight of the Platonic Parmenides, but can also be attributed to Plato himself, is demonstrated by the concluding reinterpretation of the central sentence of the critique of writing in Plato's "Seventh Letter". It will become apparent that, contrary to the now widespread view of the representatives of the Tübingen school, philosophical and also good philological reasons speak for the fact that Plato related his criticism only to the communicability of forms through treatises, i.e. tract-like writings (VIII). (shrink)

1. Hermeneutik und „theory of interpretation“ 2. Radikalisierungen des Verstehensproblems 3. Verstehensskepsis, Bedeutungsskepsis und Sinnkritik 4. Radikale Übersetzung 5. Das „principle of charity“ 6. Radikale Interpretation beginnt zu Hause 7. Die Rolle der Sprecherabsichten 8. Ausblick: Woran bemisst sich Verstehenserfolg?

Der Aufsatz beschäftigt sich am Beispiel des deutschen "Kopftuchstreits" mit der rechtlich-politischen Auseinandersetzung um subjektive Rechte innerhalb des liberalen Rechtsstaats. Wie Christoph Menke in seiner Deutung der für den politischen Liberalismus wesentlichen politischen Konflikte gezeigt hat, bezieht sich diese Auseinandersetzung vorrangig auf zwei Fragen: Wer sollte Anspruch darauf genießen, ein politisches Subjekt zu sein, das heißt, als Gleiche oder Gleicher berücksichtigt zu werden? Welche Ansprüche politischer Subjekte könneen als schützenswerte Verwirklichung subjektiver Rechte gelten? Der vorliegende Beitrag beschäftigt sich vorwiegend mit (...) der Frage, wie die politischen Konflikte des letztgenannten Typs auf die rechtliche Auseinandersetzung um Grundrechte abfärben. Damit wende ich mich gegen ein Verständnis der Grundrechte, das diese als Garant der ethischen Neutralität eines liberalen Gemeinwesens ansieht. Ich möchte zeigen, dass der Sinn subjektiver Rechte in der liberalen Demokratie zwar unter anderem genau darin besteht, dass sie partikulare ethische Wertvorstellungen neutralisieren und die Bürgerinnen und Bürger innerhalb eines vernünftigen Rahmens vor Unterdrückung schützen. Wie eine Analyse der Entscheidungen des Bundesverfassungsgerichts (BVerfG) zum "Kopftuchstreit" zeigt, wird diese Funktion aber stets zugleich durch die partikulare Interpretation gleicher Rechte unterminiert. Dies bezeichne ich als die Dekonstruktion der Neutralität, die sich im Recht vollzieht. (shrink)

Moral subjectivism is commonly associated with out-of-favour theories like, e.g., Alfred Ayer’s emotivism or John Mackie’s error theory. This paper approaches the field against the background of the attitudinal character of morality and religion. The possibility of a brand of moral subjectivism is established which is common to Ayer’s and Mackie’s theories in name only yet still has significant merits. The perspective from action theory and the philosophy of mind suggests that the problem of moral obligation, central to moral philosophy, (...) is more convincingly dealt with by subjectivism than by its rivals: In contrast to realism or even relativism (with which subjectivism is often confused), subjectivism can help to explain the peculiarities of obligation without forcing us to disregard the parallel problem in the field of religion. This finding calls into question the rationale for, as well as the success of, central assumptions in ontology and semantics which the realist so freely hands out in order to make his point: If religious facts and the truth-aptness of religious judgements will not explain religious obligation, moral facts and the truth-aptness of moral judgements will not help the moral realist either. So unless we do not wish to simply cast the problem of moral obligation aside, in future, moral subjectivism must be seriously considered as a worthwhile position in its own right. [in German] **************************************************************************************************** ********** Moralischer Subjektivismus ist ein Oberbegriff für Theorien wie Alfred Ayers „Emotivismus“ und John Mackies „Irrtumstheorie“, die heute kaum noch Vertreter finden. In diesem Aufsatz beleuchte ich das Feld vom Einstellungscharakter von Moral und Religion her. Ich lege so die Möglichkeit eines anderen moralischen Subjektivismus dar, der mit Ayers oder Mackies Theorie nur das Rubrum gemein hätte und doch gewichtige Vorzüge aufweist. Die handlungstheoretische Betrachtung von Moral und Religion mit Hilfe der Philosophie des Geistes legt nahe, dass dieser moralische Subjektivismus mit dem für die Moralphilosophie zentralen Problem des moralischen Sollens besser umgehen kann als seine Rivalen: Anders als der Realismus oder gar der Relativismus (mit dem der Subjektivismus oft verwechselt wird), kann der hier ausgeleuchtete Subjektivismus mit der besonderen Verbindlichkeit moralischer Forderungen umgehen, ohne die Parallele zur besonderen Verbindlichkeit religiöser Forderungen in Abrede stellen zu müssen. Die Rolle und Durchschlagkraft der vom Realisten so freigiebig gespendeten ontologischen oder semantischen Zusatzannahmen er- scheint vor diesem Hintergrund fragwürdig. Dem religiösen Realisten wird man vergleichbare Annahmen nicht zugeben wollen und muss es auch nicht. Dann aber können wir die Erklärung besonderer Verbindlichkeit generell nicht auf Ontologie oder Semantik gründen. Der verbreitete Appell an sogenannte moralische Tatsachen oder die behauptete Wahrheitsfähigkeit moralischer Sätze erweist sich so als wirkungslos. Sofern wir das Problem des moralischen Sollens überhaupt weiter ernst nehmen wollen, muss der moralische Subjektivismus als Position künftig ernsthaft erwogen werden. (shrink)

Schopenhauer liest Schelling, en: Tópicos, Revista de filosofía de Santa Fe, 2024, 1-4.

The aim of this paper is to investigate Nishida Kitarō’s way of philosophizing in the light of the concept of “transition” in order to deepen our understanding of both Nishida’s philosophy and our thinking about and in transitions, using the concept of “boundary” or “border” (Grenze) as a catalyst. For that purpose, we focus on Nishida’s essay “Place” (「場所」), passing through different parts of the text as if through successive gates on a path of transition between one place and the (...) next, until we reach the final place of “absolute nothingness.” Dwelling on this place, we turn our attention to its internal structure and try to depict it along the outlines of a boundary, following the movements taking place in Nishida’s essay. The second part proposes an interpretation of the place of nothingness as an interminable practice of boundary-crossing that doesn’t come to a halt in a final, all-encompassing place, but dynamically situates itself on countless intersecting planes. After a more or less abstract analysis of the concept of “boundary,” we will apply and concretize this approach by using the example of the skin. To this end, we expose five main features of the skin as boundary: permeability, enclosure, excessiveness, interstitiality and reciprocal self-formation. (shrink)

Husserl and Frege reject logical psychologism, the view that logical laws are psychological 'laws of thought'. This paper offers an account of these famous objections and argues that their crucial premise, the necessity of logical laws, is justified with reference to a problematic metaphysics. However, this premise can be established in a more plausible way, namely via a transcendental argument which starts from the practice of rational criticism. This argument is developed through a discussion of Quine's holism, which at first (...) appears to make the idea of the necessity of logical laws even less plausible, but eventually turns out to speak in favor of this view. (shrink)

Der vorliegende Aufsatz behandelt zwei Bereiche, deren Zusammenhang in der aktuellen Husserlforschung zu Unrecht in Vergessenheit geraten zu sein scheint: Zum einen konturiere ich den Habitusbegriff und das damit verbundene Problem der Habituskonstitution im Spätwerk E. Husserls. Zum anderen dient das Ergebnis dieser ersten Untersuchung dann als Grundlage für die Frage nach dem Wesen des Ich in der genetischen Phänomenologie. Die Untersuchung besteht aus drei Teilen: Zuerst stelle ich, um die Bedeutung des Begriffs „Habitus“ zu klären, Ingardens Interpretationsalternativen der Habituskonstitution (...) vor. Im Anschluss daran werde ich mich mit dem sogenannten „transzendentalen Okkasionalismus“ befassen, der eine der zuvor vorgestellten Alternativen Ingardens aufgreift und weiterführt. Der „transzendentale Okkasionalismus“ vertritt die These, dass die habituellen Eigenschaften des Ich durch den einfachen Vollzug der Akte entstünden. Weil diese These als Interpretation des Habitusbegriffs bei Husserl weit verbreitet ist, muss sie als Lösungsansatz in Erwägung gezogen werden. Jedoch zeigt eine genaue Lektüre der Forschungsmanuskripte Husserls, dass dieser scheinbare Lösungsansatz einen dort wichtigen Begriff außer Acht lässt: die „Geschichte des Ich“. Diese wird im dritten und letzten Teil dieses Aufsatzes näher betrachtet und erläutert. Husserl selbst hob nämlich einen wesenhaften Zusammenhang zwischen den mannigfaltigen Erfahrungen des Ich hervor, durch den die Bezeichnung der Habituskonstitution als „Okkasionalismus“ nicht zutreffend sein kann. Aus diesem Grund geht dieser Beitrag über die reine Wiedergabe der Habitusproblematik in Husserls Phänomenologie hinaus und beschreibt eine Auffassung der transzendentalen Subjektivität, die aus dem Spätwerk Husserls stammt. (shrink)

The paper starts from a distinction between two terms in Aristotle: kategoroumenon and kategoria. It is argued that the job of the first is to pick out 'predicated predicates' (i.e. predicates attached to a specific subject), the job of the second is to designate 'predicable predicates' (terms which can be attached to specific subjects). It is then argued (1) that Aristotle's division of the (erroneously) so-called 'predicables' (i. e. genus, proprium, definiens, accident) is a classification of predicated predicates, (2) that (...) the list of the "genera of kategoriai" in Top. I 9 which starts with ti estin (essence) as its first member contains a classification of predicable predicates, and (3) that the list in Cat. 4 (starting with ousia, 'substance') is a classification not of kategoriai, but of things there are. (shrink)

The paper puts forward that the basic principle of Wittgenstein’s Tractatus (4.0312) transforms “the supreme principle of all synthetic judgments a priori” in Kant’s “Critique of Pure Reason” (A158/B197) from a level of reason to the level of language. Both philosophers, Kant and Wittgenstein, put forward a transcendental principle and both hold a formal identity true, Kant an identity between the form of experience and the form of the object of experience, Wittgenstein an identity between the form of a sentence (...) and the form of a fact. Both transform the identity of thinking and being first formulated by Parmenides “... to gar auto noein estin te kai einai“ (D/K.B3) . (shrink)

Das Thema dieser Überlegungen ist die deutsche Philosophie und sind deutsche Philoso­phen im Nationalsozialismus. (Für unsere politisch korrekten Ohrenspitzer(innen): es war keine Frau dabei.)1 Vorweg sei gesagt, verbrecherische Schurken finden wir unter ihnen nicht, anders als bei z. B. Juristen und Medizinern. ,,Auschwitz" wurde nicht von Philoso­phen betrieben. Die Praxisferne der Philosophie hat manchmal eben auch Vorteile. Teil I beschäftigt sich mit Philosophie und Philosophen im „Dritten Reich" im allgemei­nen. Teil II stellt eine Fallstudie (Oskar Becker) vor, während der dritte (...) Teil ansatzweise eine noch skizzenhafte und vielleicht kontroverse Antwort auf die Frage versucht, welche philosophischen Umstände es begünstigt haben, daß Philosophen zu Naziphilosophen wurden, und welche dies vielleicht eher verhindert haben. (shrink)

Dass Kunst Sinnliches zu vergeistigen und Geistiges zu versinnlichen vermag, macht ihren Wesenskern und zugleich Rätselcharakter aus. Dass dieses Rätsel immer erneut als unaufgelöst erscheint, bedeutet auch, dass eine fortdauernde Irritation von Kunst ausgeht. Das Bestürzende der Kunst ist dies, dass sie den scheinbar unversöhnlichen Gegensatz des Geistigen und Sinnlichen zugleich als versöhnt erscheinen lässt: als Ver-Sinnlichung von Ideellem. Hegels These, dass die Kunst, eben durch diese Bindung an Sinnliches, 'ihrer eigentlichen Bestimmung nach für uns ein Vergangenes' sei, erscheint so (...) gesehen problematisch. Hat die geistesgeschichtliche Entwicklung die Kunst ihrer Irrelevanz überführt im Vergleich mit den nach Hegel höheren Formen des Geistigen, der Religion und der Philosophie? Entscheidend ist die Bewertung des sinnlichen Elements – dies näher zu klären wird hier in der Konfrontation der Hegelschen These mit den Kunstdeutungen Heideggers und Adornos unternommen. (shrink)

Esta obra comprende quince ensayos de Karl Löwith publicados entre 1932 y 1970 en los que el filósofo alemán va desgranando su postura respecto a los núcleos esenciales de la filosofía de nuestro siglo. Inmerso en su época, logró, sin embargo, la distancia necesaria para cuestionar sus fundamentos: el nihilismo, el historicismo y el decisionismo.

Schmidt's main thesis is that Lucretius did not exclusively use the writings of Epicurus in composing De rerurn natura, and that it is emphatically doubtful that Epicurus was even his principal source. Rather, Schmidt argues that it is virtually certain that early Epicurean writings are used in several passages, and that they are the most probable sources for the whole poem. Schmidt sees Lucretius as closely caught up with the current polemics between the Stoic and Epicurean schools of his time. (...) Schmidt is broadly successful in making his case that Lucretius did not exclusively follow Epicurus, but also had early Epicurean sources. The indices are helpful and the survey of competing views is scrupulously inclusive. This book deserves to be seriously considered by future researchers into the sources of De rerum natura inasmuch as it has certainly advanced the discussion. (shrink)

Vortrag, gehalten am 11. November 2020 im Rahmen einer Ringvorlesung am Regensburger Zentrum für Klassikstudien zum Thema "Entfernte Verwandte - Mensch und Tier". Die aristotelische Bestimmung des Menschen ist ein Rätsel. Daher soll sie im Folgenden auch als ein Rätsel behandelt werden. Ziel ist es, hier nicht das bei Aristoteles finden zu wollen, was wir heute ohnehin schon über den Menschen als ein Lebewesen wissen oder zu wissen glauben, sondern es gilt im Folgenden von Aristoteles ahnen zu lernen, was wir (...) noch nicht wissen, wofür wir heute, in unserer technisierten, wissenschaftsorientierten und digitalisierten Blickbahn vielleicht noch gar nicht gerüstet sind. (shrink)

The paper puts forward that the basic principle of Wittgenstein’s Tractatus (4.0312) transforms the supreme principle of all synthetic judgments a priori in Kant’s Critique of Pure Reason (A158/B197) from a level of reason to the level of language. Both philosophers, Kant and Wittgenstein, put forward a transcendental principle and both hold a formal identity true, Kant an identity between the form of experience and the form of the object of experience, Wittgenstein an identity between the form of a sentence (...) and the form of a fact. (shrink)

Husserl's Absolute-Flow-Model (AFM) represents an approach to a coherent phenomenological description of time-consciousness. Within the AFM framework the streaming of every real moment in the flow of time-consciousness is necessarily concomitant with some retentional or protentional modifications of time-consciousness modes. These modifications of consciousness, i.e. all retentions and protentions, are characterized here as "temporal apprehension." By means of this distinctive function of time-consciousness, all constituents of one and the same consciousness phase are assigned an intentional sense as their temporal index, (...) so that all these constituents can be temporally represented and distinguished by time-consciousness. In this way, the AFM can overcome some of the difficulties in describing the flow of consciousness. (shrink)